Geschiedenis

Comité en Nutstuinen
De volkstuin is zo oud als de steden. Met de opkomst van de steden kwam er ook de behoefte aan een eigen stukje groen.Een reactie op de verstedelijking van het leven, zoals dat dan betiteld wordt. De tuinen lagen in vroeger tijden net buiten de steden. Er was nog niet zo´n snel vervoer en wilde men van de tuin genieten dan moest de afstand te belopen zijn. Amsterdam kende anno 1800 ook haar volkstuinen, Pleziertuinen eigenlijk. Ze waren te vinden net buiten de Singelgracht. Maar toen in 1867 een aanvang werd gemaakt met de grote stadsuitbreiding moesten de tuinen verdwijnen. De grond was nodig voor de woningbouw.

In de geschiedenis speelt de Maatschappij tot het Nut van het Algemeen een grote rol. Opgericht in Edam in 1784 vond deze instelling in de tuingrondverhuring een middel om de stoffelijke belangen van de arbeidende klasse te bevorderen. Die specifieke "arbeiderstuinen" werden dan ook verhuurd aan "werkenden en daarmee gelijk te stellen personen". En onder voorwaarde dat tegen de matige huur wel de grond gebruikt zou worden voor de teelt van aardappelen en groenten voor de eigen consumptie. Het werk moest bovendien in de vrije tijd gedaan worden. Die tuinen hadden dus in de eerste plaats een economische functie, hoewel men ook wel oog had voor de recreatieve kant van de zaak.  

Op 31 maart 1909 werd in Amsterdam de vereniging Comité voor volkstuinen opgericht, met als doel de aanleg en het gebruik van volkstuinen voor de Amsterdamse burgerij te bevorderen. Geld, nodig voor de aanschaf werd geleend van het Amsterdamse Nut-departement: een renteloze lening van f 2.000,-. Nog geen jaar later werd officieel het eerste volkstuinencomplex door Mr. J. A. van Hamel geopend. Het was het complex Tuinwijck, gelegen aan de Polderweg, vlakbij de toenmalige gasfabriek.

Het waren echte nutstuinen, daar aan de Polderweg, met toch ook wel veel bloemenpracht. Want hoewel de verpachting iedere volkstuinder geheel vrij liet in doen en laten, was er toch wel de bepaling dat minimaal een tiende deel van de tuin met bloemen en sierplanten bezet moest zijn. De grootte van de tuinen was niet enorm; zo´n tien bij tien meter, maar men was er volop tevreden mee. Trouwens, het bedrag van vier gulden per jaar was ook wel op te brengen door de tuinders.

Crisisjaren en de Bond
De crisisjaren waren er debet aan dat de volkstuinen nogal van karakter veranderden. Meer en meer stak het fenomeen honger en financiële armoede de kop op en de bezitters van de volkstuinen hadden de mogelijkheid om zelf te gaan verbouwen. Een bijkomend verschijnsel, dat later van grote invloed zou zijn op de totstandkoming van de Bond van Volkstuinders. Want toen in ´14 de oorlog uitbrak was het al snel duidelijk dat de voedselvoorziening in Nederland in gevaar zou komen. Een jaar later al kwamen de vezoeken van particulieren om van de gemeente stukjes grond te mogen huren voor de teelt van aardappelen en groenten. Weer een jaar later besloot het Amsterdamse gemeentebestuur om daadwerkelijk alle beschikbare gemeentegrond dienstbaar te maken aan het telen van voedingsmiddelen door partikulieren. Het werd het begin van de Bond vanVolkstuinders Amsterdam. Het volkstuincomplex Tuinwijck is dus zelfs ouder dan de bond.

De eerste verhuizing
Voor de tuinders op Tuinwijck zou de rust verstoord worden door gemeentelijke plannen. De grond waar het tuincomplex op gerealiseerd was, kreeg een andere bestemming. We schrijven dan 1939. een oud-tuinder van ons huidige complex aan de Liergouw kan zich nog wel de gedwongen verhuizing herinneren. In 1936 kreeg hij zijn eerste tuin aan de Polderweg; kon het overnemen van een gewezen inspecteur van politie. Een tuin van tien bij tien, een huisje van 2 bij drie meter en nog eens zestig trottoirtegels voor vijftien gulden. Toch altijd nog een fix bedrag in die tijd.

De gedwongen verhuizing verliep niet zonder het nodige onderhandelen tussen gemeente en volkstuinbestuur. Dat laatste bestuur wist te bewerkstelligen dat de gemeente onder meer zelf de kosten voor de verhuizing van de bonte verzameling tuinhuisjes voor haar rekening zou nemen. Ruim 100.000 gulden trok de Amsterdamse raad uit voor die verhuizing; een verhuizing naar de Oosterringdijk. De huisjes werden allemaal op een speelweide bij het complex geplaatst en vandaar moesten ze door de tuinders zelf met rollen onder planken naar de definitieve bestemming gerold worden.

Hoe goed het leven op Tuinwijck was mag ook blijken uit de aanwezigheid van een eigen muziekkorps en dus ook een muziektent. Die tent moest natuurlijk ook mee verhuisd worden. Helaas, er waren op het nieuwe onderkomen van de tuinders nogal wat amateur-agrariërs die verlegen zaten om wat planken. Anno 1979 was er nog een stukje van die fraaie muziektent overgebleven. Het zat verwerkt in een wringerblok bij de wasmachine van een van de leden van de volkstuingroep (dit artikel stamt uit 1979 TJ). De verhuizing naar de Oosterringdijk betekende ook een vergroting van de tuinen. De meeste werden zelfs drie maal zo groot. En voor wie niet zo op een grote tuin gesteld was, was er de mogelijkheid een halve tuin te accepteren.

Nogmaals verhuizen
Begin zeventiger jaren, als het complex zich aan de Oosterringdijk tot een alleszins aanvaardbaar en gerenommeerd volkstuincomplex heeft opgewerkt breekt opnieuw de onrust uit: ringwegplannen. De volkstuinders moeten wijken voor het zo geheten "algemeen nut". Hoe strijdbaar het bestuur zich ook opstelt, de gemeentelijke plannentrein is niet op een ander spoor te brengen en zal dus dwars over de volkstuinen denderen. In 1974 was het zover. Aan de Liergouw bij Schellingwoude en Ransdorp en op een steenworp afstand van de, toen nog toekomstige, vermaledijde ringweg, konden de eerste pioniersscheppen weer de grond in. Er waren nog maar weinig tuinders die de gedwongen verhuizing voor de tweede maal meemaakten.

De opzet was deze keer uniek. Het nieuwe Tuinwijck in Noord wordt het eerste volkstuinenpark dat helemaal in een parkvorm aangelegd is. Voorgoed wordt gebroken met de recht-toe-recht-aan tuintjes. Er komt ook veel openbaar, of liever, algemeen groen. De gedachte dat ook iedere niet-tuinder van zo´n volkstuinencomplex mag en kan genieten ontstond. Een gedachte die enkele jaren geleden tot gemeente beleid is verheven.

Dit artikel is geschreven door Huub Klompenhouwer en stond in de "Noord Amsterdammer" van 6 juli 1979.

Oude foto´s
Op deze pagina is een aantal oude foto´s van Tuinwijck (ook op oude locaties) te zien.